
Zij leeft in ’t afgelegen, mistig land
Dat ik verliet de wereld om te varen;
Zij woont er nog, ik weet het zeker, want
Een sterke vrede was de hare.
Het maakte haar niet neerslachtig dat de weiden
Groen waren, lente, zomer, herfst en winter.
Zij werkte, en wist altijd iets te vinden
Dat ’t grijs bestaan tot een rein wonder wijdde.
Zelfs op het kleine kerkhof zat zij graag,
Er stond een bank onder het schrale loover,
Achter een schrompelende wilgenhaag
Bijna vergeten door den zomer.
Daar kon ze ’s avonds na het dagwerk toeven,
Zag van haar boek, ’t liefst een dat zij al kende,
De wolken trekken over molens, hoeven,
Tot de avondzon haar weer aan huis deed denken,
Daar wilde ik vóór haar staan, als uit haar droomen
Overgegaan in een warm, waar verhaal.
Maar zij zou mij van verre al aan zien komen:
Het lage land ligt tot den einder kaal.
Slauerhoff
Schilderkunst- schilderijen met gedicht
Stabat Mater 3x 59×142 inkt op papier, Gonny Geurts
Lijden
Lijden is kleurloos
Lijden snijdt het licht in flinterdunne vlagen pijn
Lijden is als weerloos smeken in een ongehoord gebed
Zie de dienstmaagd des Heren het geschiede naar uw woord
Zoals het staat geschreven is een offer volbracht
De vrouw breekt ..Haar hart verscheurd in Gods naam
Wat voelt een moeder als haar kind, gemarteld, gekruisigd en gebroken op haar schoot wordt gelegd
Bestaat er groter smart dan de smart van een moeder
die omringd door een schreeuwende menigte haar dode kind streelt en schreit…
Juul Baars
Ja
Liefde, ja er zit altijd een lichaam aan vast
en dat maakt het en maakt het, maakt het
soms lastig. Maar het geeft niet, we zijn
al zo lang samen dat we ons in elkaar hebben
opgeslagen, niet meer zoek niet weg kunnen raken.
Natuurlijk, voorbodes kruipen onder de huid, dansen
mee als je danst, rennen mee als je rent, hangen
ook op de bank, zitten daar en later gaat Haper
aan de haal met je dromen, teistert een winter
de oude rivier die wil stromen. Maar het
geeft niet en de sfinx die ons het raadsel
opgeeft wie van wie het meest is niks
om je druk om te maken, we houden elkaar gewoon
bij de hand en waar de weg ophoudt zullen we slapen.
Hester Knibbe
Lang kun je denken
voorbereid op verlies van
vader, moeder, kinderen
dreiging die gaandeweg
de grenzen van wat
voorstelbaar is verschuift.
Je wapent je
meet breed uit
dat nooit iets blijvend is
dat noch hiervoor
dat noch hierna
kan bestaan
de flauwste notie van ons gaan.
Dan overkomt het je
en slaat je neer.
Joop Leibbrand (1943-2015
Heb mij lief, gelijk ik ben
De grote waarheden van het leven noemt Vasalis het in haar gedicht.
“Dit is mijn lijf, dit is mijn bloed”:
van alle volheid blijft de ouwel over;
bijna onzichtbaar, geurloos, smakeloos
verandert door mij heen de waargenomen tover,
verbleekt tot kleinst wit licht de rode gloed
ontdaan van eigenschappen, smetteloos
Hoe kan ik aadmen in die al te zuivere luchten,
waar al de menselijke warmte sterft,
hoe durf ik spreken, die de woorden derf
en niets zou durven noemen dan in zuchten?
Van vogeltjes alleen de veren, of het allerfijnst
slijpsel van zingen, of het geluid
van droge voetjes onder ’t donker dak
Hoe sterk de werkelijkheid, hoe zwak
mijn instrument, dat alles duidt
en zoekt t omvatten. maar het deinst
terug en klein als sterren beven
de grote waarheden van het leven
Maria Vasalis
Want al mijn vijvers liggen dicht, mijn paadjes raken
zeer vertrapt, de schuwe schepselen hebben mijn struikgewas
verlaten, mijn heerlijkheid ligt braak. O keer, keer
welluidende wind, verliefde regen weer tot aan mijn
haveloze heuvelen.
Fritzi Harmsen van Beek
Deze wereld, 35×85, acryl en Oostindische inkt op doek (verkocht)
Etmaal
S avonds
het lichaam losmaken
uit een kluwen langdradige daden
en slapen
s morgens de draad weer opnemen
(gister is mist)
langzaam en eindeloos
geduldig beginnen te kruipen
door het oog van de volgende naald.
Ellen Warmond
mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?
noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
voor wie ik liefheb, wil ik heten.
Neeltje Maria Min (1944)
Tulp
Het was de stilte
van de korte dagen
waarin ik
op de tast verzamelde
schil over schil
mezelf omarmde.
Leerde groeien.
Ik kom boven
nu de tijd
met zachte vingers
de aarde strijkt
beken met vurig hoofd
de kleur van mijn hart.
Anje Gnodde
Harley White: Cranes are said to bring good luck…
Below is a verse from my 24 stanza poem
“Orient Sundial”…The Crane –
Kraanvogel, pigment en acryl op doek 90×140 (Verkocht)
The fabled cranes
Feast
On Peaches of Immortality.Opium, pastel in frame 57×67
Art heals the wounds in my soul.
Art makes my heart bloom. Amber Hauswein
De gelatene Ik open het raam en laat het najaar binnen,
Het onuitsprekelijke, het van weleer
En van altijd. Als ik één ding begeer
Is het: dit tot het laatst beminnen.
Er was in dit leven niet heel veel te winnen.
Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,
Als men zich op het wereldoude zeer
Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.
Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd
Hunkren naar onvergankelijke beminden,
En eenzaamheid is dan gemis en pijn.
Dat is voorbij, zoals het leven haast.
Maar in alleen zijn is nu rust te vinden.
En dan: ’t had zoveel erger kunnen zijn.
J.C. Bloem
Bij het schilderij ‘Icarus’ van Gonny Geurts
Het verhaal is bekend: de veren, de vlucht, de was die veel te heet werd door de zon…
zijn val stond vast, al voor het begon,
de mens is niet gemaakt voor in de lucht.
De mens heeft bot en vlees, zijn rug is recht, hij moet lopen op de grond, niet vliegen.
Hij mag best wel de wereld rond, maar over land, soms geholpen door een brug.
En toch, bij velen leeft de droom om los te komen van zichzelf – een doek zo licht als linnen, kwasten, verf wit als was, een stroom
van energie waarop geschilderd wordt: gewicht wordt kracht.
Die taal is autonoom.
Wie het verstaat, die vindt nieuw evenwicht.
Hein Walter
Fluistering 5, bij een schilderij van Gonny Geurts
VONDST
In stralend ijs te liggen, in reine kou bewaard.
Roerloze hand, bevroren longen, gevoelloos gloeiend.
Eindelijk geen tijd, maar ijzig verse eeuwigheid.
Ontdek mij over duizend jaar, stel mijn gebruikte zakdoek dan ten toon
en mijn lichaam, in zijn vervallen staat geconserveerd.
Toch nog onsterfelijk belachelijk beroemd
Co Woudsma
DE RODE POLDER
De drempel tussen toen en ooit
tussen rotsvast vertrouwen en twijfelzand
De rechte lijn waarop ik brooddronken mijn eerste stappen zet
opgestuwd in de vaart der volkeren op weg naar de hemel
op weg naar de top van de golf die brullend kapot slaat op de nieuwe grens
leidraad in het labyrint van het leven
Stook het vuur op
houd de kou buiten
warm je aan woorden van waterhelden en droogmakers
Schrijf je eigen verhaal in zilte zeeklei
Niels Blomberg
OCTOBER
Teeder en jong, als werd het voorjaar maar lichter nog,
want zonder vruchtbegin, met dunne mist,
tusschen de gele blaren zet stil het herfstgetijde in.
Ik voel alleen, dat ik bemin,
zooals een kind, iets jongs, iets ouds, eind of begin?
iets zo vertrouwds en zoo van alle strijd ontheven…
niet als het einde van een leven, maar als de lente van den dood
De kruinen ijl, de stammen bloot en dit door stilte en mist omgeven.
Maria Vasalis
DICHTREGELS
In “Dichtregels” worden een aantal dichters geciteerd:
Lucebert, Mischa de Vreede, een variatie op Daniel Libeskind
Maar een gedicht is leesbaar:
met dat doelloze van vogels die er van lijken te houden
in regen en wind te blijven rondhangen boven het land
Rutger Kopland